Persoonlijke pagina van Anne Schouten

Wie ben ik:

Ik ben een creatieve enthousiaste student die vaak overenthousiast begint aan projecten en vaak wat gas terug moet nemen omdat het te hoog gegrepen is. Ik ben gek op lesgeven en lessen ontwikkelen omdat ik daar al mijn ideeën en creativiteit in kan stoppen en uit kan proberen.

Ik ben christelijk en vind het belangrijk om dit uit te kunnen dragen in mijn werk omdat het voor mij persoonlijk heel belangrijk is.

Het liefst geef ik les aan de klassen in de middenbouw.

Mijn cv:

 
 

Anne schouten

Persoonlijke gegevens

 

Nationaliteit: Nederlandse
Geboortedatum: 28 mei 1988
Geboorteplaats: Apeldoorn

Opleidingen

 

2000-2004    VMBO (afgesloten met diploma, richting: zorg&welzijn)
2004-2006    HAVO (afgesloten met 5 certificaten in: algemene natuurwetenschappen, wiskunde A1, economie 1, geschiedenis en biologie)
2007-2009  Opleiding voor Dierenartsassistente/Paraveterinair op het Groenhorst College in Barneveld. Hiervoor heb ik mijn diploma gehaald.
2010-heden Opleiding PABO aan de Christelijke Hogeschool Ede.

Werkervaring

 

Zomer 2002 Honden en Kattenpension. Voornaamste werkzaamheden: dierenverblijven schoonmaken en de dieren voeren.

Zomer 2004 Slager Arie, Verkoopmedewerkster in de winkel.

December 2006-juli 2007 Thuiszorgservice Nederland als Freelance thuiszorghulp.

Februari-maart 2008: stageperiode van 6 weken op Pension Beukenrode, als medewerkster bij de verzorging van de honden en katten.

Mei 2006- oktober 2012: Promiss, vrouwenmodewinkel als verkoopmedewerkster.

November-december 2008 een stage van 6 weken gelopen op Dierenkliniek Sleeuwijk.

April-mei; een stage gelopen van 7 weken op Tenerife bij Clinica Veterinaria Taco.

15 juni 2009 tot en met 30 juni 2010 werkzaam bij Groepspraktijk Dierenartsen Apeldoorn als dierenartsassistente.

20 augustus 2010 tot en met februari 2013: werkzaam bij Zorg Garant Thuiszorg als hulp in de huishouding.

15 oktober 2012 tot heden werkzaam als vrijwilliger bij dierenasiel Kuipershoek in Klarenbeek als paraveterinair.

stage ervaring basisscholen

 

Koningin Wilhelminaschool, Apeldoorn, oktober 2010 - juni 2011. Combinatiegroep 1/2 (15 weken 1 dag in de week) en groep 3 (15 weken 1 dag in de week)

Basisschool de Kring, Apeldoorn. September 2011 – mei 2012. Groepen 6 (15 weken 1 dag in de week) en groep 8 (15 weken 1 dag in de week).

Basisschool de Gong Matengaarde, Apeldoorn, september 2012 – juni 2013. Combinatiegroep 1/2 (15 weken 1 dag in de week) en combinatiegroep 5/6 (15 weken 1 dag in de week). Daarnaast elke maandag RT aan drie groepjes uit groep 5 en 6.

 persoonlijkheid

 

Sociaal aangelegd
Makkelijk in contacten leggen
Bestand tegen stress
Flexibel
Creatief/fantasierijk
Werk graag samen
Ik wil me graag bewijzen

paraveterinaire competenties

 

Bloed afnemen uit venea jugulares (katten en honden)
Urine onderzoek doen (afdraaien, teststrip, onder de microscoop bekijken)
Katers castreren
Chip inbrengen
Intramusculair en subcutaan prikken.
Patiëntenkaarten invullen en bijhouden
Agenda beheren
Aidstest afnemen (FIV)
Anaal klieren uitdrukken
Wond verzorging (schoonmaken en verbinden)
Gebitssanering hond en kat

     

 

Hoe denk ik:

School is een instantie waar kinderen worden klaargestoomd voor de maatschappij. De leerlingen leren wat hun plek en verantwoordelijkheden is in de maatschappij. Daarnaast ontwikkelen ze zichzelf zo goed mogelijk zodat ze later ook een plek kunnen nemen in de maatschappij op hun eigen niveau.
School voedt de kinderen voor een deel op. Het heeft de taak om de kinderen te leren omgaan met elkaar, met bepaalde situaties, en emoties. Wat zijn wenselijke en wat zijn onwenselijke gedragingen.

Als leerkracht ben je verantwoordelijk dat de leerlingen tot hun recht komen in een veilige omgeving. Als leerkracht kweek je die omgeving.
Je stimuleert de leerlingen het beste uit zichzelf te halen. Daarbij krijgen ze onderwijs op hun eigen niveau. Je houdt als leerkracht de resultaten bij en stuurt en helpt waar mogelijk is.

Als leerkracht probeer je de lesdagen zo te maken dat de leerlingen een leuke, leerzame dag hebben waarin ze zich zoveel mogelijk kunnen ontwikkelen.
Mijn voorkeur gaat daarbij uit naar de 1 Zorgroute. Daarbij worden de kinderen op de voet gevolgd in hun ontwikkeling. Ze krijgen hulp waar ze dat nodig hebben en door regelmatig te evalueren wordt hun vooruitgang in de gaten gehouden.
Hierbij staat het kind centraal. De opbrengsten zijn belangrijk, maar de hele ontwikkeling van het kind is ook erg belangrijk.

In de lessen kies ik voor het Directe Instructiemodel. Daarbij geef ik als leerkracht een stukje input en gaan de leerlingen daarna bezig met de verwerking. Naast dit model vind ik het belangrijk om regelmatig verschillende vormen van coöperatief leren te gebruiken. De

leerlingen leren zo goed samen werken. Daarnaast leren ze hun eigen sterke en zwakke punten kennen. Het is ook een leuke en handige manier om lessen als rekenen en taal, waar niet zoveel praktijk in zit, interessanter te maken.

Daarnaast ben ik een groot voorstander van creatieve vakken. Vooral muziek en theater zijn belangrijke creatieve vakken. Bij theater leren de leerlingen zichzelf en anderen goed kennen. Ze leren hoe ze een emotie kunnen uitbeelden, en ook hoe een emotie er bij een ander uitziet. Zo leren ze dus lichaamstaal te ‘lezen’ wat ze zal helpen in de omgang met anderen. Ook is het een hele goede manier om een sterke vertrouwensband te creëren in de klas. Iedereen laat een stukje van zichzelf zien. En omdat iedereen dat moet doen, zullen ze elkaar erin steunen.

Mijn identiteit:

Ik ben een Christen en vind het heel erg belangrijk om dit door te kunnen geven in mijn werk. Het biedt mij zoveel steun en zekerheid dat ik het graag wil overdragen aan de kinderen.
Voor mijzelf betekend het, dat ik op een liefdevolle manier kan omgaan met alle kinderen en ze kan waarderen, wat voor extra zorg ze misschien nodig hebben.

Ik krijg veel inspiratie vanuit het geloof en het heeft mijn persoon gevormd.
Bij het christelijk geloof horen een aantal zeer waardevolle normen en waarden. Ik vind het belangrijk dat de kinderen die meekrijgen.
De kinderen leren op een respectvolle en liefdevolle manier met elkaar omgaan.
Daarnaast staan er in de Bijbel een heleboel wijze lessen. Er zit altijd een goed moraal in de verhalen waar leerlingen veel van leren of ze nou christelijk zijn of niet.

In de praktijk zou ik het liefst elke ochtend een dagopening doen die te maken heeft met een Bijbelverhaal of een bepaald dilemma.
Ik zou dat aan willen vullen met het zingen van liederen die erbij passen.

Op sommige christelijke scholen worden wel Bijbelverhalen verteld, maar het is niet de bedoeling dat je er je eigen mening over geeft. De leerlingen moeten die zelf vormen. Ik vind het wel goed dat de leerlingen een eigen mening vormen. Maar ik vind het ook erg belangrijk om te vertellen wat ik erover weet, hoe ik erover denk en wat ik erover geleerd heb. Wat christelijk zijn is niet zomaar en levensstijl die je kiest, het is voor mij waarheid.  

Wat kan ik:

Identitair competent

In mijn werk, pas ik mij aan, aan de identiteit van de school. Als een school een bepaalde methode hanteert, ga ik daarin mee. Ook als ze aangeven dat kinderen van alle achtergronden welkom zijn, en hun eigen geloof ‘mee mogen brengen’ en ik er niet voor ben om hen te ‘bekeren’ (om het maar even plat uit te drukken), dan pas ik mij daarop aan.

Als het gaat om een christelijke dagopening, dan vind ik het mooi om een verhaal te vertellen, of een situatie uit het leven van de kinderen te bespreken in de kring.         

(inter)persoonlijk competent

Een positieve sfeer in de klas vind ik erg belangrijk. Daarom besteed ik ook veel tijd aan het leren kennen van de leerlingen. Meedoen in spelletjes, even een gezellig praatje maken en hier en daar een grapje.
Ik houd ervan als er in de les ruimte is voor een grapje of een lolletje samen.
De lessen moeten interactief zijn. De introductie van een les, is een soort gesprek tussen de leerlingen en mij. Samen vinden we uit wat we gaan leren in de les.
Iedereen komt tot zijn recht en krijgt de kans om zijn of haar kennis te ventileren.
Zo worden alle leerlingen steeds bij de les betrokken.

Pedagogisch competent

Ik kan meestal al snel zien hoe de sociale verhoudingen in de klas liggen. Wie speelt met wie, wie ligt wat moeilijker in de klas, en welke leerlingen kunnen beter niet naast elkaar zitten.
Daarnaast zorg ik ervoor dat ik per vak weet welke leerlingen er moeite mee hebben, welke leerlingen het makkelijk vinden en welke leerlingen de ‘gewone’ instructie nodig hebben. Op die manier weet ik wie er extra aandacht nodig hebben voor, tijdens of na de les.
Als deze extra aandacht niet voldoende is, maak ik voor de individuele leerling een handelingsplan.

Daarnaast zijn duidelijke regels heel belangrijk. Dit, zodat de leerlingen weten waar ze aan toe zijn, ik niet boos hoef te worden en zodat na het verstoren van de les, de les snel weer verder kan gaan.

Vakinhoudelijk en didactisch competent

In mijn lessen werk ik volgens het Directe Instructiemodel. Eerst een introductie van de les, daarna de verwerking en dan het afsluiten van de les door te evalueren.
In deze les, wissel ik af met werkvormen. Ik ben een voorstander van coöperatieve leervormen. Die stimuleren de leerlingen om samen met de stof bezig te gaan, en het is weer eens wat anders dan steeds je werkboek te maken.
In mijn lessen maak ik zoveel mogelijk gebruik van aanschouwelijk materiaal, zodat de lessen ook een beeld krijgen.

De leerinhouden van de zaakvakken zijn geen probleem. Ik verdiep me moeiteloos in de materie en in een mum van tijd heb ik een leuke, interessante les klaarliggen.
Met rekenen en taal heb ik wat meer moeite. Ik heb de materie zelf wel onder de knie, maar ik vind het wel eens moeilijk om bepaalde zaken over te brengen. Ik weet niet altijd hoe ik terug moet pakken op stof die de leerlingen eerder hebben gehad, zodat ik een stapje terug kan doen met de leerling.

Organisatorisch competent

Dit is een van mijn sterkere kanten. Ik vind het zelf fijn om te weten waar ik aan toe ben, en de leerlingen ook. Dit schept rust in de klas. Als een leerling zich niet gedraagt, dan waarschuw ik maximaal twee keer, en dan volgt er een consequentie. Zonder dat ik boos word, vertel ik welke consequentie dat is, en ga dan verder met de les.

De leerlingen weten waar ze aan toe zijn, en er is een minimale onderbreking van de les.

Ook probeer ik consequent gebruik te maken van de dobbelstenen die aangeven of een leerling een vraag heeft, of er een vraag aan de leerling gesteld mag worden, of dat de leerling rust wil.
Ook ben ik een voorstander van het gebruiken van een stoplicht in de klas, zo weten de leerlingen welke regels er op dat moment gelden.

Voor de les, leg ik alle regels uit. Bijvoorbeeld wat de leerlingen mogen gaan doen als ze klaas zijn en of ze op de gang mogen of niet. Dit voorkomt onder de les veel rumoer.

Competent in het samenwerken met collega's

Tot nu toe heb ik alleen stages gelopen. Op elke school wordt anders omgegaan met stagiaires. Op sommige scholen hoor je als stagiaire niet echt bij de andere collega’s. Dan is het wel eens moeilijk om echt een omgang te hebben met de collega’s.
Op mijn laatste stage, werd ik gezien als collega en dat was heel fijn. Er was geen drempel om naar collega’s te stappen met vragen, of om dingen te bespreken in het team. Dat ging er goed.
Ik was deel van het team en werd dus ook ingezet bij het oplossen van problemen, bijvoorbeeld een ochtend voor de klas staan omdat er geen vervanging is, of een dansles overnemen.

Competent in het samenwerken met de omgeving

Echt contact met de omgeving, was niet echt weggelegd voor mij als stagiaire. Ik mocht wel overal bij zijn, en meedenken. Ik ben veel bij vergaderingen van school geweest en bij gesprekken met ouders en met de IB.

Ouders kwamen geregeld naar mij toe om dingen door te geven. Die besprak ik weer met mijn begeleider.
Daarnaast ben ik aanwezig geweest bij, en meegedaan in de 10 minuten gesprekken. Ik mocht mijn observaties daarbij delen en mijn mening geven over dingen. Deze omgang ging altijd soepel.

Competent in reflectie en ontwikkeling

In mijn laatste stage ben ik ontzettend veel bezig geweest met mijn ontwikkeling. Mijn mentor en ik hadden heel duidelijk op papier staan wat ik nog moest leren en aan welke punten ik kon gaan werken. Om de paar weken, keken we samen naar de lijst of er al veranderingen waren en dan gingen we weer verder vanaf daar.
We bespraken dan welke punten ik ging aanpakken, en op welke manier ik dat ging doen.
Een hele fijne manier van werken, en ik kon goed zien hoeveel ik vooruit ging.

Wat moet ik nog leren:

Vakinhoudelijk en didactisch competent

De zaakvakken vind ik erg leuk om te geven. Binnen korte tijd heb ik een leuke interessante les klaarliggen. Ik verdiep me in welke les ze hebben gehad, en brei daarop verder.

Bij taal en rekenen vind ik dat lastiger. Als er een kind is wat een bepaald onderdeel van rekenen niet snapt, is het vaak niet genoeg om te kijken wat ze de vorige les hebben gehad. Je moet dan eigenlijk een stap terug doen in het proces over dat onderwerp, en vanuit daar weer verder bouwen. Maar bij taal en rekenen, vind ik het soms lastig te bepalen wat nou die stap terug inhoudt.

Competentie in reflecteren en ontwikkeling:

Ik verwacht vaak van mezelf dat ik alles al moet kunnen. Vervolgens schat ik mezelf laag in, en denk ik dat ik iets nog niet goed genoeg kan, terwijl ik het wel onder de knie heb. Daardoor blijf ik me wel eens focussen op zaken die ik al achter me kan laten.

Ontwikkeling:

In het begin van de opleiding zag ik mezelf helemaal nog niet als juf. Het leek me niet heel erg moeilijk om te doen maar ik wist niet zo goed hoe ik het aan moest pakken allemaal.

Alleen oog voor de les:

Het was moeilijker dan ik dacht. Eerst maar eens leren hoe ik een les moet maken. Wat voor onderdelen moeten er allemaal in een les zitten en wat wil ik de leerlingen eigenlijk leren?
Ik had in deze lessen geen oog voor de leerlingen of geen tijd om orde te houden. Ik was bezig met het geven van de les. Die moest goed gaan en ik mocht geen dingen vergeten.

Nog geen overzicht:

De lessen kreeg ik wat meer onder controle. Ook begon ik te letten op de kinderen. Ik begon orde te houden. Hier en daar sprak ik kinderen aan op hun gedrag of keek ze even boos aan. Maar als de aandacht op was, en de leerlingen drukker werden, dan wist ik niet meer wat ik moest doen om het recht te zetten. Ik had weinig overzicht en ik had weinig inzicht in hoe de problemen om te lossen.

Orde houden:

Ik begon te leren hoe ik orde kon houden en de aandacht van de kinderen kon houden. De lessen werden meer gevarieerd en ik stond zelfverzekerder voor de klas.

Problemen signaleren:

Nu voelde ik me echt juf worden. De lessen en de orde had ik onder controle. De volgende stap was kijk op welk niveau de kinderen zitten. Hebben ze het allemaal gesnapt? Wat voor hulp hebben ze nog verder nodig? Welke leerlingen moet ik sowieso in de gaten houden?
Op welke manier kan ik ze helpen?

Problemen voorkomen:

Nu zit ik in de fase waarin ik leer om problemen te voorkomen. Waar kunnen ze vastlopen in de les? Wat voor leerlijn zit er voor deze leerlijn zodat ik ze weer een stapje terug kan nemen, en dan weer mee kan nemen naar de volgende stap?

Bijlage 1 Zelfanalyseformulier van Anne Schouten

Taalvorming vraagt om competente leraren die

 

gevoelig zijn voor wat bij de kinderen leeft en wat ze al in huis hebben; van hier uit helpen zij kinderen een stap verder te komen

 

+/-

 

bewust de verschillende taaldomeinen in samenhang kunnen inzetten

 

 

+

observeren en observaties kunnen omzetten in interventies en plannen

 

 

+

die goede onderwerpen kunnen vinden en concrete invalshoeken daarbij

 

+/-

 

doeltreffend kunnen doorvragen op details

 

+/-

 

bij kleuters een gesprek kunnen voeren met een kind rondom een tekening over een ervaring, en daaruit samen met een kind een selectie maken voor het bijschrijven van de tekst

 

 

+

de werkvormen waaraan ieder kind kan meedoen bewust en doeltreffend kunnen inzetten

 

 

+

 

 

 

Zelfanalyseformulier kenmerken goede taal-leesleerkrachten

 

reflecteren constant over hun eigen manier van lesgeven en uitleggen, en zijn steeds op zoek naar vergroting van hun eigen kennis en verbetering van hun vaardigheden.

-

+/-

+

geven veel expliciete instructie, en werken veel in de zone van naaste ontwikkeling van kinderen.

 

+/-

 

managen hun klas zeer goed en werken veel met duidelijke gedragsregels.

 

 

+

zorgen voor uitdaging en voor betrokkenheid van de leerlingen, gebruiken hiervoor verschillende werkvormen

 

 

+

creëren een prettig klimaat in de klas en werken sterk ondersteunend en aanmoedigend.

 

 

+

hebben veel interactie met hun leerlingen.

 

 

+

 

besteden veel tijd aan taalontwikkeling en aan lees- en schrijfervaringen en integreren dit taalonderwijs in veel klassikale activiteiten.

 

 

+

observeren elk kind om te weten hoe ze elk individueel kind kunnen instrueren en motiveren.

 

 

+

hebben (en uiten) hoge verwachtingen van hun leerlingen en gaan ervan uit dat elk kind goed leert lezen.

 

+/-

 

hebben een natuurlijk respect voor leerlingen, ook voor die leerlingen op wie ze niet echt dol zijn.

 

 

 

+

Leggen verbindingen tussen verschillende basisschoolvakken, kunnen doelen aanpassen en didactische routes ontwerpen

 

 

+

Kunnen leerprocessen bij leerlingen optimaliseren door inzet van passende media

 

 

+