Persoonlijke pagina Lianne van de Vuurst
Wie ben ik?
Algemeen deel
CURRICULUM VITAE
PERSONALIA
Naam: Lianne van de Vuurst
Adres: Gerbrandysingel 24
Postcode + Woonplaats: 3752 BB Bunschoten - Spakenburg
Telefoonnummer: 06-18248720
Emailadres: liannevdv@hotmail.com
Geboortedatum: 13 juli 1990 te Bunschoten - Spakenburg
Nationaliteit: Nederlandse
Burgerlijke staat: Ongehuwd
Godsdienst: Christen (Gereformeerd Vrijgemaakt)
PERSOONLIJK PROFIEL
Ik ben Lianne van de Vuurst, een spontane meid die van doorpakken houdt. Niet zeuren, maar doorgaan. Verder is het voor mij belangrijk dat ik weet wat er van me verwacht wordt. Zelf initiatief nemen past ook bij mij, maar hoor ik dan wel graag of het goed is wat ik heb gedaan. Ook ben ik erg zorgzaam en wil ik het de mensen, voor zover dit mogelijk is, naar de zin maken.
WERKERVARING
Periode: juli 2005 - heden
Bedrijf: Bakkerij 't Stoepje, v.o.f. Beukers en van de Vuurst
Functie: Verkoopster
Werkzaamheden: Vanaf juli 2005 ben ik werkzaam binnen dit bedrijf. Het is begonnen met 10 uur per week op de zaterdag en later uitgebreid tot 40 uur verdeeld over 2 á 3 dagen in de week.
Wanneer de baas met vakantie is neem ik de zaak die weken over. Dan ben ik ook verantwoordelijk voor de inkoop, verkoop en het rijden naar de verschillende markten.
Periode: Februari 2009 - juli 2009
Bedrijf: School met de Bijbel te Eemdijk
Functie: Onderwijsassistent
Werkzaamheden: Vanaf februari 2009, toen ik mijn diploma OA behaald had, werd ik gevraagd om op mijn stage te blijven werken als onderwijsassistent. Ik was daarbij verantwoordelijk voor de onderbouw. Op maandagmiddag stond ik voor groep 1/2, op dinsdagochtend stond ik voor groep 4, op dinsdagmiddag begeleide ik kinderen die extra hulp nodig hadden en op woensdagochtend stond ik ook voor groep 4.
OPLEIDINGEN
Periode: 2011 - 2014 (verwacht)
Opleiding: PABO
Diploma: ik volg deze opleiding nog
Periode: 2006 - 2009
Opleiding: MBO onderwijsassistent
Diploma: behaald
Periode: 2002 - 2006
Opleiding: VMBO TL
Diploma: behaald
OVERIGE INFORMATIE
Hobby’s: lezen, afspreken met vrienden/vriendinnen
Nevenactiviteiten: lid van de jeugddienstcommissie
Talen: Engels: matig in woord en geschrift
Duits: matig in woord en geschrift
Frans: slecht in woord en geschrift
Rijbewijs: B, in bezit van auto
BE,C,CE.
Hoe denk ik?
Onderwijskundige visie
Ik kies voor een combinatie van handelingsgericht werken (HGW) en opbrengstgericht werken (OGW) volgens de 1-zorgroute. 'Handelingsgericht werken is systematisch werken volgens de zeven uitgangspunten waarbij we samenhang aanbrengen tussen mensen, processen en resultaten.' (uit: reader onderwijskunde, kwaliteitszorg binnen de basisschool, 2012-2013, p. 41)
De zeven uitgangspunten van HGW:[1]
- Onderwijsbehoeften van de leerlingen centraal stellen. Denk aan de instructie, de leertijd en uitdaging.
- Afstemming en wisselwerking tussen kind en zijn omgeving: de groep, de leerkracht, de school en de ouders. De omgeving moet goed afgestemd zijn op wat het kind nodig heeft.
- De leerkracht doet ertoe. Hij kan afstemmen op de verschillen tussen de leerlingen en zo het onderwijs passend maken.
- Positieve aspecten zijn van groot belang. Dit gaat niet alleen om de positieve aspecten van het kind, maar ook van de leerkracht, de groep, de school en de ouders. Als een leerkracht een negatief beeld heeft van de leerling, dan zie hij vaak alleen nog maar het negatieve gedrag. Het is belangrijk dat de leerkracht dan zoekt naar positief gedrag, dan zijn er meer mogelijkheden om het probleem op te lossen.
- Constructieve samenwerking tussen school en ouders. De verantwoordelijkheid voor initiatief ligt bij de school. Maar de school geeft wel de verwachtingen over de verantwoordelijkheid van ouders duidelijk aan.
- Doelgericht werken. Het team formuleert doelen met betrekking tot leren, werkhouding en sociaal emotioneel functioneren. Het gaat hierbij zowel om korte als lange termijndoelen. De doelen worden geëvalueerd volgens de HGW-cyclus (zie hieronder). Ze worden SMARTI geformuleerd.
- De werkwijze van school is systematisch en transparant. Er zijn duidelijke afspraken over wie wat doet en wanneer
De HGW-cyclus is een onderdeel van de 1-zorgroute. Dit is een onderwijs- en begeleidingsroute. Dat wil zeggen dat het zich op onderwijs en begeleiding richt. Bij de HGW-cyclus wordt er gewerkt an de hand van 4 fasen, namelijk: waarnemen, begrijpen, plannen en uitvoeren. Deze zullen in het groepsoverzicht-/plan ook te zien zijn. Deze 4 fasen zijn onderverdeeld in 6 stappen. Dat ziet er dus als volgt uit:
- Waarnemen.
Stap 1: Verzamelen van leerling-gegevens in een groepsoverzicht
Stap 2: Signaleren van leerlingen die extra begeleiding nodig hebben. - Begrijpen.
Stap 3: Benoemen van de onderwijsbehoeften van de leerlingen, nadat je per kind een doel hebt gemaakt. - Plannen.
Stap 4: De leerlingen met vergelijkbare onderwijsbehoeften clusteren
Stap 5: Een groepsplan opstellen. - Realiseren.
Stap 6: Het groepsplan in de praktijk uitvoeren.
Ik kies voor deze onderwijsvorm, omdat de kinderen hier het best in tot hun recht zullen komen. HGW kijkt niet alleen naar de resultaten van technisch en begrijpend lezen, spelling en rekenen, zoals OGW dit wel doet, maar HGW kijkt ook naar gegevens uit observaties en gesprekken met de kinderen en hun ouders. Ook kijkt HGW naar het welbevinden, werkhouding, sociaal gedrag en de ontwikkeling van de talenten.[2] Een combinatie van beiden zorgt voor het optimaal functioneren van de kinderen.
Wat ik ook belangrijk vind is dat de onderwijsbehoeften van de leerlingen centraal staan. Wat heeft het kind nodig om een bepaald doel te bereiken? Om welke vaardigheid gaat het? Welke aanpak heeft het hier voor nodig? [3]
Ook vind ik het belangrijk dat er op school respectvol met elkaar omgegaan wordt. We zijn immers allemaal schepselen van God en we moeten onze naaste liefhebben als onszelf. De kinderen moeten zich ook veilig voelen binnen de school, dus zou er van mij ook verwacht worden dat ik een bepaald inlevingsvermogen heb om de kinderen goed te kunnen begrijpen en dat de kinderen het gevoel hebben dat ze serieus genomen worden. Wanneer de kinderen zich veilig voelen op school, gaan de leerprestaties ook om hoog. Om deze ervaring als een succes te ervaren is autonomie en zich competent voelen erg belangrijk. Missen deze dingen, omdat de lessen bijvoorbeeld niet interessant zijn, zullen de resultaten van de kinderen niet optimaal zijn.
Om dit te bewerkstelligen kun je de kinderen het beste zelf aan de slag laten gaan. Bewezen is dat kinderen beter leren als ze zelf met de leerstof bezig zijn. Ze slaan de informatie dan veel beter op. Kinderen eigenaar maken van hun eigen leerproces is een belangrijke trend in het onderwijs.
Didactische visie
Het didactische deel gaat over hoe ik denk dat de kinderen het beste leren. Uiteraard moeten we uitgaan van de kerndoelen die de overheid gesteld heeft. Ik zou een combinatie maken van klassikaal lesgeven, zelfstandig aan de slag gaan en samen werken. Samenwerken in de zin van coöperatief leren, zie onderstaand kopje.
Ook zou ik met de dobbelstenen werken. De leerkracht heeft een grote dobbelsteen op zijn bureau liggen en de kinderen hebben allemaal een kleine dobbelsteen in hun laatje.
De rode stip op de dobbelsteen staat voor: geen vragen, stil aan het werk, het vraagteken staat voor: als je een vraag hebt, je eigen dobbelsteen op het vraagteken zetten en de leerkracht komt langs om jouw vraag te beantwoorden (omgaan met uitgestelde aandacht) en de groene stip staat voor: door het lokaal heen lopen, andere helpen, je mag praten, je mag naar de leerkracht toekomen.
- Klassikaal lesgeven:
Neem bijv. rekenen. Met rekenen zou ik klassikaal beginnen. Terugblik op de vorige les. Het lesdoel noemen en met een gezamenlijke opdracht beginnen. Daarna kunnen de kinderen die het begrijpen (ster 3 kinderen bij 'de wereld in getallen') verder met hun taak voor die dag. De kinderen die nog wat extra uitleg nodig hebben doen nog met mij mee, na nog een opdracht te hebben gedaan in het verlengde van het doel kunnen ook deze kinderen aan de slag. Als laatste houden we de kinderen over die aan de instructietafel mogen komen. Onder begeleiding maken de kinderen de rest van de taak. En als laatste afronden. Dit alles heeft te maken met 'het directie instructiemodel'. - Zelfstandig werken:
De kinderen krijgen een taak en moeten deze zelfstandig maken. Ze hebben de benodigde informatie gehad en kunnen aan de slag. Bij zelfstandig werken gebruiken ze de dobbelsteen. - Samenwerkend leren:
Sommige opdrachten, met name taalopdrachten, mag je vaak samen doen. De leerkracht geeft de benodigde informatie en de kinderen gaan met hun schoudermaatje (het kind wat naast je zit) aan de slag.
Coöperatief leren
Tijdens mijn verschillende stages kwam ik in aanraking met het begrip: coöperatief leren. Coöperatief leren is een onderwijsmethode die gebaseerd is op samenwerken. Er zijn verschillende vormen, waardoor de kinderen samen moeten werken, discussiëren, elkaar overhoren, advies geven of elkaars zwakke kanten aan moeten vullen. Tijdens deze opdrachten is de leerkracht meer de begeleider dan de hoofdpersoon. De kinderen moet met elkaar tot een antwoord komen of iets dergelijks. Deze manier van lesgeven maakt het leren uitdagender voor de kinderen en sluit ook aan bij de verschillen in kinderen.
Pedagogische visie
Mijn pedagogische visie is gebaseerd op het opvoeden van de kinderen. Wij zijn een voorbeeld voor de kinderen, ze kopiëren ons gedrag en zeggen onze woorden na. Ik wil dat in onze omgang met elkaar en met de kinderen respect, belangstelling, liefde, waardering en openheid centraal zullen staan.
Het pedagogisch klimaat bepaalt voor een groot gedeelte de sfeer op een school.
Leerkrachten, vrijwilligers, de ouders/verzorgers en de directie zetten zich in om een goed pedagogisch klimaat te creëren.
Op school krijgen kinderen binnen en buiten de klas vrijheid om zelf keuzes te maken en
verantwoordelijkheid te dragen. Binnen deze vrijheid hebben kinderen duidelijke en
consequente regels nodig om hier mee om te gaan. Een goed pedagogisch klimaat houdt
mede stand door:
- Het kind leert zich in te leven in verschillende situaties;
- Het kind leert inzien dat elke leeftijdsgenoot anders is, uniek, waardevol en allemaal een kind van God.
- Het kind zich geborgen en veilig voelt binnen en buiten de klas.
- De leerkracht door zijn houding en gedrag naar leerkrachten en andere kinderen een voorbeeld voor ieder kind.
- De leerkracht laat zien hoe belangrijk het is om er voor een ander te zijn.
- De leerkracht een voorbeeld wil zijn in het volgen van Jezus.
Waar wil ik voor gaan?
- De kinderen voelen zich geborgen en veilig in en rond de school;
- De kinderen voelen zich geaccepteerd als persoon binnen de groep en op school;
- De kinderen voelen zich gewaardeerd binnen de groep en de school;
- De kinderen voelen en krijgen de mogelijkheid om zich te ontwikkelen in zijn of haar
- talenten;
- De kinderen hebben inzicht en vertrouwen in zijn of haar eigen vaardigheden;
- De kinderen kunnen een ander aanspreken op ongewenst gedrag;
- De kinderen voelen zich mede verantwoordelijk voor de veiligheid binnen de groep;
- De kinderen tonen respect voor de mening en het karakter van een ander groepslid;
- De kinderen zijn bereid tot samenwerking;
- Een pestprotocol.
Om te kunnen leren is het nodig dat er sprake is van vertrouwen. Ik wil de kinderen daarom zoveel mogelijk positief bevestigen in wat ze goed doen en kunnen, succeservaring opdoen. Dit zal ook hun zelfvertrouwen laten groeien.
Daarnaast wil ik graag dat de kinderen mensen zijn die open staan voor verbetering en nieuwe ideeën. Door hen te leren kritisch naar zichzelf te kijken, positieve punten te zien, maar ook eerlijk zwakke punten te erkennen en eraan te willen werken, kunnen ze echt leren. Deze lerende houding willen we ook binnen het team onderling gestalte geven. Zo kunnen we van elkaar leren en samen verder komen.
Levensbeschouwelijke visie
Het liefst zou ik op een gereformeerde school willen werken, daarom heb ik mijn visie daarop gebaseerd. Mijn visie is tot stand gekomen doordat ik op gereformeerde en op protestants christelijke scholen stage heb gelopen. Ik heb gemerkt dat ik me op een gereformeerde school meer thuis voel. Vandaar mijn keuze.
Het belangrijkste voor mij is dat we God liefhebben en Hem aanbidden en volgen zoals Hij dat van ons vraagt. De kinderen bij mij op school zijn afhankelijk van mij. Ik zie het dus als mijn taak om het Woord van God aan de kinderen over te brengen op een manier die Hij goed vindt.
De school waar ik wil werken is een verlengstuk van de kerk en van thuis. Wat thuis en school verbindt is dat we thuis en op school de kinderen eerbied voor onze Schepper willen bijbrengen en respect voor wat Hij geschapen heeft. Anders gezegd: ‘God liefhebben en je naaste als jezelf’. Die houding wil ik, net als de ouders thuis, voorleven aan de kinderen.
Dit houdt in dat ik het belangrijk vind dat er psalmen geleerd worden, maar ook liederen. Ook zou ik graag zien dat er 3 keer per week uit de bijbel verteld wordt en dat er een verwerking aan vast zit. Toen ik zelf op de basisschool zat werd er vier keer uit de bijbel verteld. Dit was ook echt een vertelling en geen lezing. Ik kan die verhalen nu nog navertellen, dit vind ik wel genoeg zeggen over hoe goed het Bijbelonderwijs bij ons vorm gegeven is. Ook zou ik graag na willen praten met de kinderen over de vertellingen: wat kunnen we hier van leren? Hoe kunnen wij dit toepassen? etc.
Missie
Deze missie komt van mijn LIO-school af. Ik ben het hier helemaal mee eens en kon het zelf niet beter samenvatten:
Met Bijbels lef de wereld tegemoet
Dit betekent dat wij, met de bijbel als basis, eigentijds en kwalitatief goed onderwijs willen geven
door in te spelen op lef, creativiteit, zelfstandigheid, verantwoordelijkheid en ontmoeting waarbij
kinderen zich naar hun talenten ontwikkelen, plezier hebben, zich veilig voelen en geborgen weten.
Om dit doel te bereiken:
- vertellen we verhalen uit de bijbel en de kerkgeschiedenis;
- bidden we met de kinderen; we leren de kinderen ook zelf of met elkaar te bidden;
- zingen we psalmen, gezangen en lofliederen;
- organiseren we (samen met ouders en kinderen) verschillende vieringen om God te
eren, elkaar op te bouwen en te versterken en volgeling te zijn van Gods Zoon Jezus Christus;
- hebben we gesprekken met de kinderen over wat het betekent om een kind van God te zijn;
- laten we de kinderen zien dat het belangrijk is om er voor een ander te zijn;
- richten we ons onderwijs zo in, dat we iets van Gods macht en liefde kunnen laten zien in de verschillende vakken die gegeven worden;
- leren we kinderen een bijdrage te leveren aan hun omgeving (rentmeesterschap);
Wat kan ik?
Identitair competent
Als ik denk aan identiteit, dan denk ik aan het verzorgen van de Bijbelverhalen en de godsdienstlessen. Bijbelverhalen vertellen kan ik goed. Ik vertel het echt en lees niet voor uit de bijbel. Na het verhaal stel ik nog een aantal vragen aan de kinderen om te kijken of het binnen gekomen is. Ook vertaal ik het naar het heden met vragen als: wat kunnen wij hier van leren? Hoe kunnen wij met zo'n situatie omgaan? Ook kan ik rekening houden met andere culturen door bijvoorbeeld dingen te vergelijken of juist verschillen aan te geven tussen Allah en God.
(inter)persoonlijk competent
Bij deze competentie vind ik het belangrijk dat ik er voor de kinderen ben! Contact maken met de kinderen en de kinderen laten merken dat ik ze serieus neem. Ik probeer de kinderen ieder keer weer positief te benaderen, ook al ben ik licht geïrriteerd door het gedrag. 'Brommen' werkt tegen, dus op de positieve manier het goede gedrag boven halen vind ik prettig om te doen en gaat ook steeds beter. De inbreng van de kinderen vind ik belangrijk en ik probeer ook zoveel mogelijk uit de kinderen te laten komen. Alleen vind ik dat dit niet bij alles mogelijk is. Bij het aanleren van een nieuw woord bijvoorbeeld, is de eerste betekenis die ze horen vaak ook degene die ze onthouden en dan kun je lelijk de mist ingaan (aldus mijn stagebegeleidster Marenke Kroon). Dit heb ik dus afgeleerd en kan ik nu ook buiten beschouwing laten. De kinderen voelen zich op hun gemak bij mij en komen met hun zorgen ook gewoon bij mij, dit geeft mij een fijn gevoel. Als wij met de les gaan beginnen leg ik altijd nog de regels uit, zodat ze goed weten waar ze aan toe zijn. Ze weten ook dat ik de 'baas' ben en dat er geluisterd moet worden.
Het begin van mijn les probeer ik altijd interactief te doen door te beginnen met een spel bijvoorbeeld, de rekenslang. In mijn afgelopen stages werkten ze met dobbelstenen, zodat er duidelijk is wanneer je iets mag vragen of wanneer je even moet wachten tot de juf tijd heeft voor jou. Ik vind het leuk en leerzaam om met een klein groepje aan de slag te gaan. Je hebt meer oog voor die kinderen en je kunt ze gerichter helpen. Ook zie ik gauw genoeg wel kind wat nodig heeft, maar tegelijkertijd stimuleer is ze ook om zelf verantwoordelijk te zijn. Als er zich onverwachte situaties binnen de groep voordoen dan weet ik het in de meeste gevallen zelf op te lossen.
Pedagogisch competent
Ik kan goed observeren en bekijken hoe de groepssamenstelling is. Vanuit die observatie kan ik bekijken of de kinderen op die plek 'veilig' zitten of dat ze niet zichzelf kunnen zijn. Hier probeer ik dan met de kinderen over te praten en samen een oplossing te zoeken. Kinderen kunnen heel goed zelf aangeven wat zij denken dat goed voor zichzelf is. Verder kan ik een goede sfeer creëren. In de bovenbouw zorgen de kinderen daar zelf ook voor. Hierover valt te praten met de kinderen. Ik kan ook goed gedragsproblemen signaleren en diagnosticeren, dit heb ik in mijn afgelopen stage gemerkt.
Vakinhoudelijk en didactisch competent
Ik kan mijn les goed voorbereiden volgens het voorbereidingsformulier. De beginsituatie is voor mij duidelijk en ik kan hier goed verder op inspelen. Ook maak ik voor mezelf de lesdoelen altijd duidelijk, dit lesdoel laat ik ook aan de kinderen weten. Ik probeer bij de verschillende lessen een filmpje te vinden die het onderwerp introduceert of waar er verder op in gegaan wordt. Ik vind kringgesprekken een fantastisch didactisch middel. Hier maak ik ook veel gebruik van. Al is het niet altijd in de vorm van de kring, dit kan ook gewoon in de normale opstelling zijn. Ik laat de opdrachten aansluiten bij hun belevingswereld en probeer het ook zo actueel mogelijk te houden. Ik vind het belangrijk dat de kinderen van elkaar leren, dus voordat jet het aan mij vraagt vraag het eerst je buurman of buurvrouw. Kinderen leren veel van elkaar. Ook leer ik de kinderen om te gaan met uitgestelde aandacht. In mijn afgelopen stages hadden ze die dobbelstenen en die werkten uitstekend. Iedereen weet gelijk waar die aan toe is als je daar mee werkt. De kinderen weten bij mij ook wat ze aan mij hebben en hoe het werk beoordeeld wordt. In mijn instructie houd ik ook rekening met de niveauverschillen van de kinderen. Ik bekijk voordat de les begint waar de verschillen zouden kunnen zitten en probeer hier zoveel mogelijk rekening mee te houden. Met rekenen is die heel goed mogelijk bijvoorbeeld. Dan ben ik ook gelijk bezig met differentiatie. Ik kan handelingsplannen ontwerpen, maar het uitvoeren is nog niet veel voorgekomen.
Organisatorisch competent
De kinderen weten waar ze bij mij aan toe zijn. Ik maak aan het begin van de les afspraken met ze, zodat er weinig gevraagd hoeft te worden. Kinderen hebben structuur nodig en die kan ik ze bieden! De kinderen voelen zich veilig in het lokaal dat hun leeromgeving is. Er kan rustig en doelmatig gewerkt worden en de kinderen worden uitgedaagd. De overgangen tussen de lessen verlopen meestal soepel, al vind ik dat het bij de kleuters altijd rommelig gaat. De kinderen kunnen bij mij ook altijd tussen een aantal activiteiten kiezen, zodat er ruimte is voor eigen keuze en initiatief. Ik stimuleer de kinderen ook om dingen zoveel mogelijk zelf op te zoeken op de computer of in boeken. Als je een vraag hebt kun je ook zelf achter het antwoord komen. Tijdens mijn afgelopen stage heb ik beide groepen gewerkt met dagplanningen en weekplanningen. Bij de kleuters was het vooral een dagplanning door de dagritmekaarten en bij de bovenbouw kwam hier ook een weekoverzicht bij met de verschillende toetsen en het inleveren van opdrachten en het houden van spreekbeurten.
Competent in het samenwerken met collega's
Tijdens mijn stages kon ik in de meeste gevallen goed opschieten met mijn mentoren. Ik stel me bescheiden en afwachtend op, totdat ik me 'thuis' voel bij de desbetreffende persoon. Als dit niet het geval is dan blijf ik op de achtergrond en voel me al snel teveel.
Dit jaar heb ik ook voor het eerst een teamvergadering bijgewoond van de onderbouw. Ik vond het bijzonder om mee te maken en heb meer de observerende rol aangenomen. Ook ben ik op huisbezoek geweest. Dit vond ik ook interessant om mee te maken en ik heb ook mijn zegje gedaan over hoe ik het kind zie. Ik kan goed met de groepsleerkracht inspelen op onverwachte situaties. 's Morgens belde mijn stagementor op of ik de groep die ochtend wilde ontvangen omdat zij naar de huisarts moest. Dit kwam voor ons beide totaal onverwacht, maar ik heb dit wel gedaan en ze was erg tevreden.
Competent in het samenwerken met de omgeving
Ik kan goed reageren op de vragen en/of opmerkingen van ouders. Als ouders iets vragen geef ik dit gelijk door aan mijn stagementor. Ook kan ik zorgvuldig omgaan met de informatie die ik krijg.
Ik ben ook op de hoogte van de verschillende vormen van overleg met de ouders. Verder heb ik nog niet veel met de ouders te maken gehad. Ik voel me daar al snel teveel voor en onbekwaam in omdat ik de kinderen niet goed genoeg ken naar mijn idee.
Competent in reflectie en ontwikkeling
Ik weet goed wat ik wel en niet kan en waar ik aan moet werken. Ook kan ik dit goed verwoorden in een verslag of POP. In een begeleidingsgesprek stel ik me zo op dat ik er wat van kan leren en dat ik mezelf kan verantwoorden. De feedback verwerk ik zo dat ik er aan kan werken.
Wat moet ik nog?
Identitair competent
Ik heb nog nooit een week- of maandopening gedaan in een grote groep. Op mijn afgelopen stage kennen ze dit niet en op mijn stage van vorig jaar was dit op maandag en was ik er op donderdag. Verder zou ik meer actualiteit in mijn verhalen willen verwerken.
(inter)persoonlijk competent
Af en toe heb ik zelf niet helemaal duidelijk was de kinderen na het werk mogen doen. Ik schat dan in dat ze er wel even mee bezig zullen zijn en dan zijn ze snel klaar. Hier wil ik meer duidelijk in scheppen, ook voor mezelf.
Pedagogisch competent
Ik wil meer bezig zijn met het maken van handelings- en groepsplannen. Ik vind mezelf hier nog te onervaren in. De plannen die ik gemaakt heb zijn wel goed gekeurd, maar ik ben er nog te onzeker over. Hier hoort ook het maken van een plan van aanpak bij en het uitvoeren ervan en evalueren.
Vakinhoudelijk en didactisch competent
Ik wil de leerstof nog meer afstemmen op het niveau van de leerlingen en meer afwisselende werkvormen gebruiken. Ik ben al veel meer bezig met het coöperatieve leren, maar ik zou daar graag nog meer mee willen doen. Het ontbreek met wel eens aan de creativiteit op dat gebied. Werken aan opdracht voor kinderen met meervoudige intelligenties.
Organisatorisch competent
Ik wil goede hoeken kunnen maken, met veel uitdaging. Juist voor de kinderen die al verder zijn.
Competent in het samenwerken met collega's
Ik wil eerder mijn knelpunten gaan bespreken met zijn mentor en ik wil mezelf beter op de kaart zetten tijdens mijn stage. Meer laten zien wie ik ben en wat ik kan en dingen uit mezelf doen. Mezelf niet meer op de achtergrond cijferen zoals ik in mijn laatste stage heb gedaan. Ik wil graag actiever deelnemen aan een vergadering of bespreking.
Competent in het samenwerken met de omgeving
Ik wil graag zekerder zijn over mezelf wanneer de ouders dingen komen vragen. Ik mag er zijn en hoef mezelf niet weg te stoppen als de ouders komen. Ik wil meetellen voor de ouders.
Competent in reflectie en ontwikkeling
Ik was afgelopen jaar niet gewend om een stagemap bij te houden. Dit wil ik tijdens mijn LIO-stage consequent gaan doen. Steeds bijhouden wat ik die dag gedaan en geleerd heb en wat er eventueel beter zou kunnen.
Welke ontwikkeling heb ik doorlopen?
Omdat ik onderwijsassistent heb ik gedaan, mocht ik beginnen in jaar 2.
Jaar 1
Het is mij best wel zwaar bevallen om te beginnen in jaar 2. Ik heb gemerkt dat ik echt minder wist dan de rest en dat we echt dingen uit jaar 1 gemist hebben. Gelukkig ging het in mijn stage erg goed en wist ik dat ik qua stage echt op mijn plek zat in jaar 2.
Het eerste gedeelte van mijn stage liep ik stage in groep 2. Een erg drukke groep, maar erg leuk. Ik had veel last van mijn pedagogische echo. Hier had ik nog nooit van gehoord. Ik deed dit juist om de kinderen te laten merken dat ik geïnteresseerd was in ze. Maar ik maakte ze juist lui door het steeds te herhalen. Mijn stagebegeleidster wees mij hierop en ik ben hier gelijk mee aan de slag gegaan.
Toen mijn ICO-er kwam kijken gaf ik een les in een groepje van 6 in de hoek die ik zelf gemaakt had: de supermarkt. Mijn ICO-er was enthousiast over mijn omgang met de kinderen en de begeleiding ervan. De volgende les die ze kwam kijken mocht ik met de hele groep doen. Ook hier was ze enthousiast en tevreden over. Het tweede half jaar liep ik stage in groep 5. Ik merkte dat ik hier helemaal op mijn plek zat, in de middenbouw. Tussen mij en mijn stagementor verliep het iets stroever. Ik had het idee dat ze steeds iets aan mijn lessen probeerde te ontdekken wat niet goed was, terwijl ik juist merkte dat het goed ging. Ook bij deze lessen kreeg ik weer goede feedback van mijn ICO-er. Ik merkte dat ze mij op mijn stage een rare vogel vonden en als ik vroeg hoe hun weekend was geweest dan stak ik mijn neus in andermans zaken. Ik heb mijn stage hier wel afgemaakt, maar ik kom hier niet weer terug.
In dit jaar heb ik ook leren differentiëren. Wat vond ik dit in het begin lastig en ik had geen idee hoe ik dit aan moest pakken. Gelukkig kreeg ik begeleiding van Christine de Heer en zij heeft me geholpen om hier inzicht in te krijgen.
Ontwikkelingspunten zijn:
- pedagogische echo
- differentiëren.
Jaar 2
Studiejaar 3. Afgelopen jaar ben ik begonnen met het leerpunt: differentiëren. In mijn stage in groep 6 heb ik hier hard en veel aan gewerkt. Ik merk dat ik het in de bovenbouw veel makkelijker vind en dat dit me ook veel beter afgaat dan bij de kleuters. Het eerste half jaar heb ik met veel plezier in groep 6 stage gelopen. De fijne gesprekken met de kinderen deden me goed. Ook was er een enorme klik met mijn stagebegeleidster. Wij begrepen elkaar en ze nam me voor vol aan, erg prettig. Ook hebben wij dezelfde manier van lesgeven. Dit werkte erg prettige. Ze vond ook dat ik het goed deed en had weinig punten van kritiek. Mijn ICO-er merkte ook dat ik het enorm naar mijn zin had en merkte dit ook tijdens de keren dat ze kwam kijken. Toch bleef mijn leerpunt wel differentiëren. Tijdens de rekenlessen ging het heel goed, omdat dit er duidelijk in stond. Maar tijdens andere lessen blijf ik het lastig vinden. Het tweede half jaar ging ik mijn stage afmaken in groep 2. Dit was geen succes. Er was absoluut geen klik tussen mijn stagebegeleidster en mij. Ze gaf mij, naar mijn idee, geen ruimte om te iets te ondernemen. Zij vroeg zich op haar beurt af wat ik hier iedere maandag kwam doen. We hadden beide andere verwachtingspatronen van elkaar, maar spraken deze niet uit. Helaas. Ook was zij erg veel met thuis bezig en had ze naar mijn idee geen tijd voor mij. Daardoor heb ik me naar de achtergrond geschoven en voelde ik me iedere maandag weer teveel. Ik zag enorm op tegen een opdracht voor beeldende vorming. Het werd een toneelstukje, maar ik kreeg weinig support van haar dat ik goed bezig was, terwijl ik het op haar manier deed. Toen kwam mijn ICO-er kijken bij een les. We gingen deze les bespreken en was bleek: mijn stagebegeleidster was naar mijn ICO-er gegaan om over mij te praten. Toen barstte ik uit in huilen en heb ik alles eruit gegooid. Alles eerlijk verteld en ook gezegd dat ik enorm tegen dat toneelstukje opzag. Ik zat er echt aan te denken om te stoppen, want zo vond ik het gewoon niet leuk meer. Mijn ICO-er schrok daar van en heeft uitdrukkelijk gezegd dat ik absoluut niet mocht stoppen. Uiteindelijk hebben mijn ICO-er en ik samen een stappenplan gemaakt hoe ik die volgende dag het toneelstukje zou gaan presenteren en uitvoeren. Uiteindelijk heb ik het toneelstukje opgevoerd en was ze razend enthousiast en is het mij enorm meegevallen. Dit was ook gelijk mijn laatste stagedag. Doordat ik in die stage te weinig uitgevoerd had, ben ik later nog 5 dagdelen teruggekomen in groep 6. Daar voelde ik me al snel weer op mijn plek. Ik had nu ook de duo collega van mijn eerste stagebegeleidster. Ook met haar klikte het erg goed. Zij gaf mij ook veel complimenten en heeft er vertrouwen in dat alles goed gaat komen.
Mijn leerpunten van afgelopen jaar:
- differentiatie
- mezelf meer op de kaart zetten tijdens de stage
- aangeven waar ik wil komen en hoe ik daar wil komen.
Ik merk dat ik het differentiëren mij steeds meer eigen kan maken. Ook in de directie instructie. Tijdens mijn LIO-stage krijg ik hier begeleiding in. In de sollicitatie heb ik gelijk aangegeven dat ik moet weten wat er van me verwacht wordt, zodat ik optimaal kan functioneren.
De dingen die ik afgelopen jaren heb meegemaakt hebben me weer verder gevormd. Ik weet nu waar ik voor sta en wat ik nodig heb om goed te kunnen functioneren. Ik ben er sterker uitgekomen.
Bijlage 1 Zelfanalyseformulier van Lianne van de Vuurst
Taalvorming vraagt om competente leraren die
gevoelig zijn voor wat bij de kinderen leeft en wat ze al in huis hebben; van hier uit helpen zij kinderen een stap verder te komen |
-
|
+/- |
+
X |
bewust de verschillende taaldomeinen in samenhang kunnen inzetten |
|
|
X |
observeren en observaties kunnen omzetten in interventies en plannen |
|
X |
|
die goede onderwerpen kunnen vinden en concrete invalshoeken daarbij |
X |
|
|
doeltreffend kunnen doorvragen op details |
|
X |
|
bij kleuters een gesprek kunnen voeren met een kind rondom een tekening over een ervaring, en daaruit samen met een kind een selectie maken voor het bijschrijven van de tekst |
|
|
X |
de werkvormen waaraan ieder kind kan meedoen bewust en doeltreffend kunnen inzetten |
|
|
X |
Zelfanalyseformulier kenmerken goede taal-leesleerkrachten
reflecteren constant over hun eigen manier van lesgeven en uitleggen, en zijn steeds op zoek naar vergroting van hun eigen kennis en verbetering van hun vaardigheden. |
- |
+/-
X |
+ |
geven veel expliciete instructie, en werken veel in de zone van naaste ontwikkeling van kinderen. |
|
|
X |
managen hun klas zeer goed en werken veel met duidelijke gedragsregels. |
|
|
X |
zorgen voor uitdaging en voor betrokkenheid van de leerlingen, gebruiken hiervoor verschillende werkvormen |
|
|
X |
creëren een prettig klimaat in de klas en werken sterk ondersteunend en aanmoedigend. |
|
|
X |
hebben veel interactie met hun leerlingen. |
|
|
X |
besteden veel tijd aan taalontwikkeling en aan lees- en schrijfervaringen en integreren dit taalonderwijs in veel klassikale activiteiten. |
|
|
X |
observeren elk kind om te weten hoe ze elk individueel kind kunnen instrueren en motiveren. |
X |
|
|
hebben (en uiten) hoge verwachtingen van hun leerlingen en gaan ervan uit dat elk kind goed leert lezen. |
|
|
X |
hebben een natuurlijk respect voor leerlingen, ook voor die leerlingen op wie ze niet echt dol zijn.
|
|
|
X |
Leggen verbindingen tussen verschillende basisschoolvakken, kunnen doelen aanpassen en didactische routes ontwerpen |
|
X |
|
Kunnen leerprocessen bij leerlingen optimaliseren door inzet van passende media |
|
X |
|
Maak jouw eigen website met JouwWeb